Niet elke vzw is een ledenorganisatie!

maandag 11 april 2022

Wat onderscheidt een ledenorganisatie van andere vzw’s (bv. social profit organisatie, charity, ziekenhuis of school met vzw-statuut)? In principe zou je verwachten dat de leden van de vzw als primaire stakeholder het hart van de vereniging uitmaken via de algemene vergadering. In de praktijk zie je dat er veel organisaties zijn die het minder moeten hebben van de leden en zich beperken tot het bestuursorgaan en een kleine algemene vergadering (vroeger bestuur +1; binnen de nieuwe vzw-wetgeving WVV hoeft dit zelfs niet meer).

Wat wel typisch is voor een ‘echte’ ledenorganisatie zijn de volgende zaken:

  • Een ledenorganisatie werkt voor (ook meer samen met) de leden van de organisatie. Zij zijn de directe begunstigde en de collectieve ambitie of missie belangt hen direct aan.
  • Er is in de meeste gevallen een grote groep van effectieve leden die de algemene vergadering uitmaken – dit verhoogt het democratisch proces van de organisatie. Zo kan een beroepsvereniging makkelijk 1000-en effectieve leden hebben. Die betrokkenheid in bedrijvenverenigingen gaat soms heel ver zodat er heel veel leden ook nog eens bestuurder zijn. Dit geldt in het bijzonder voor federaties of koepels – daar zien we bestuursorganen met meer dan 80 leden.
  • Het bestuur bestaat heel dikwijls uit mensen die niet enkel betrokken zijn bij de collectieve ambitie van de organisatie, maar er ook een eigen direct belang bij hebben. Deze ‘dubbele pet’ levert niet zelden een bijzondere dynamiek op binnen de ledenorganisatie.
  • Indien er toegetreden leden zijn, kunnen zij ofwel enkel meekijken aan de zijlijn (bv. aspirant-professionals of partners) maar ook directe begunstigden zijn omwille van het feit dat zij ingezet worden om de collectieve ambitie te realiseren (bv. lidkaart bij een natuurbeweging), er ook persoonlijk belang bij hebben (bv. lidkaart als supporter bij een sportvereniging of ‘vriend van’ een culturele vereniging) of er is een band als sympathisant (bv. steunend lid van een fanfare-club terwijl je zelf geen muziekinstrument speelt en ook nooit naar een optreden gaat kijken).

Als we dit proberen te vertalen naar een organisatie-model rekening houdende met de componenten “bestuur, effectieve en toegetreden leden en begunstigden” komen we tot een volgende, zij het zeer voorlopige, indeling:

Type*

Bestuur

Effectieve leden

Toegetreden leden

Begunstigden

Voorbeeld

L

Zelf direct begunstigden

Veel

Beperkt

Bestuur

Leden

Bedrijfs- en werkgeversorganisaties

Beroepsorganisaties

Koepels van verenigingen

Politieke partijen

Vakbonden

Wetenschappelijke verenigingen

Burgerinitiatieven

L

Zelf direct begunstigden

Beperkt

Geen

Bestuur

Leden (van leden)

Sectoraal vormingsfonds

Project-verenigingen (bv. Grondbank vzw), soms gemengd met overheid/private partners

L

Zelf direct begunstigden en/of betrokkenen

Beperkt

Veel

Bestuur

Leden en

Toegetreden leden (sympathisanten, supporters…)

Senioren-vereniging

Amateurkunstvereniging

Sportclub – sporters zijn leden; supporters kunnen lidkaart kopen

Alumni-verenigingen
Consumentenvereniging

Patiëntenverenigingen

Religieuze organisaties

Jeugdwerk

Volwassenwerk

(L)

Betrokkenen

Beperkt

 

Beperkt

Een gerichte doelgroep

Theatergezelschap

Museum (vrienden van)

Goede doelen (charities)

GL

Betrokkenen

Beperkt

 

Geen

Een brede doelgroep (niet op voorhand gekend)

Social profit organisaties en ondernemingen

Ziekenhuizen

Armoede-organisaties

 

 

* L = Ledenorganisatie
(L) = gemengd model, meestal wel met een specifieke leden- of publiekswerking
GL = geen ledenorganisatie, maar ook zij kunnen in bepaalde omstandigheden en voor bepaalde doelgroepen wel een ‘ledenwerking’ ontwikkelen (bv. sympathisanten, steunende leden, partners/sponsors…).

Wat de voorbeelden betreft zal niet elke (leden-)organisatie hierin onder te brengen zijn. We geven hier graag een lijstje op van nog meer ‘soorten’ van verenigingen.

  • Bedrijfs- en werkgeversorganisatie
  • Beroepsorganisatie/vereniging
  • Koepel (vereniging van verenigingen)
  • Politieke partij of beweging
  • Vakbond
  • Wetenschappelijke vereniging
  • Sectoraal vormingsfonds
  • Alumnivereniging
  • Oudervereniging, schoolcomité of schoolraad
  • Burgerinitiatief
  • Wijk- of buurtcomité
  • Kunst-, toneel- of muziekvereniging
  • Sportclub of -vereniging
  • Consumentenvereniging
  • Patiëntenvereniging
  • Gezondheidszorg/welzijnsvereniging
  • Socio-culturele vereniging (gezinsvereniging, vrouwenbeweging)
  • Religieuze organisatie
  • Vereniging voor ouderen of gepensioneerden
  • Jeugdbeweging, -club of -vereniging, studentenvereniging
  • Jeugdwerkorganisatie
  • Volwassenwerkorganisatie
  • Leefmilieu, mobiliteit, natuurvereniging
  • Sociale vereniging (hulp aan mensen met beperking, kansarmen…)
  • Goede doelen (ngo/charities)
  • Social profit organisaties/ondernemingen

Het is de bedoeling om deze indeling verder af te toetsen aan de praktijk. In vakliteratuur, waar vooral vanuit de social profit en sociaal-culturele hoek gekeken wordt (cf. het CSI Flanders onderzoek), zien we dikwijls een beperkte visie op dit brede speelveld. Minstens even interessant is de indeling volgens de NACEBEL-code en de link met de paritaire comités. Maar hoe dit allemaal in mekaar zit is voor een volgend artikel.

Heb je nu al bedenking hierbij, laat van je horen via marc@bsae.be

« Terug